Taal én analytisch denken: dit is een logikwis en zo los je 'm op
De Puzzel
#tienvoortaal


Was (of ben) jij op school altijd het typische tien voor taal-type, maar houd je ook van analytisch denken? Dan is de logikwis dé puzzel voor jou. Laat je vooral niet afschrikken door de omschrijving, want die klinkt ingewikkelder dan dat deze leuke puzzel is.
In deze blog leggen we je zo helder mogelijk uit wat een logikwis is - en hoe je ‘m oplost, maar we zeggen vooraf alvast: gewoon starten en proberen werkt het beste.
Wat is een logikwis
Om te beginnen: een logikwis combineert taal en analyse in één puzzel. De vorm van deze puzzel is altijd hetzelfde. Een soort rups - of nouja, geef het beestje vooral zelf een naam. Hoewel een logikwis de ene keer uit zes en de andere keer uit vijftien hokjes bestaat, een aantal aanwijzingen krijg je sowieso cadeau. Da’s alvast een goed begin - al zul je je bij sommige zinnetjes wellicht afvragen (‘Anouk is gek op logikwis en Sandra zat niet te puzzelen’) of je daar nou echt blij mee moet zijn. Maar: laat je daardoor vooral niet van de wijs brengen, want de zinnetjes hoeven ook niet logisch te zijn.
Aan de hand van deze aanwijzingen, kun je door logisch na te denken alle vakjes van de hele puzzel invullen - ofwel met een minnetje, ofwel met een plusje. Een minnetje betekent eigenlijk ‘niet’, een plusje betekent ‘wel’. Elk rijtje kan maar één plusje bevatten, dus heb je een plusje te pakken: dan weet je meteen dat je de rest van het rijtje met minnetjes kunt vullen. Het uiteindelijke resultaat? Een volledig ingevulde puzzel vol plusjes en minnetjes en daarmee ook de juiste oplossing.
Duizelt het je (volledig)? Snappen we. We leggen het stap voor stap uit aan de hand van een voorbeeld.
Zo los je 'm op
En weet je wat, we nemen mooi het voorbeeld dat we hierboven noemden. De aanwijzing: ‘Anouk is gek op logikwis en Sandra zat niet thuis te puzzelen’. Stap voor stap betekent dat:
- Anouk is gek op logikwis’. Dan kun je onder ‘Anouk’ en naast ‘Logikwis’ een plusje zetten.
- Doordat we nu een plusje hebben, kun je een minnetje boven én onder het plusje zetten, en twee ernaast. Een rijtje bevat immers altijd maar één plusje. Zowel horizontaal als verticaal.
- Dan gaan we door naar het volgende zinnetje: Sandra zat niet thuis te puzzelen. Dan kun je onder ‘Sandra’ en naast ‘Thuis’ een minnetje zetten.


Hebbes? Dan gaan we door naar de volgende opgave, waar we het zinnetje: ‘Op woensdag zat iemand in het café te puzzelen, maar dat was niet Sandra.’ Stap voor stap betekent dat:
- Sandra zat op woensdag niet in het café, dus een minnetje onder ‘Sandra’ en naast ‘Woensdag’.
- Sandra was (zie voorgaande opgave) ook niet thuis, dus ze moet wel in de trein zitten. Dus een plusje bij ‘Trein’.
- Er kan maar één plusje per rij voorkomen, dus kun je links van het plusje twee minnetjes invullen.
- Verder was er woensdag iemand in het café, dus kun je een plusje naast ‘Woensdag’ en onder ‘Café’ zetten.
- Wederom mag er maar één plusje per rij zijn, dus kun je zowel horizontaal als verticaal weer vier minnetjes invoeren.


Helder? Uiteindelijk zul je met een volledig ingevulde logikwis eindigen - én een tevreden gemoed. Heb je dat tevreden gemoed na het lezen van dit blog nou nog absoluut niet? Zoals gezegd: het snelst leer je een logikwis oplossen door gewoon te beginnen. En mocht je er nou echt niet uitkomen, dan kun je ook altijd eens naar uitlegvideo’s googelen. Stappen wij ondertussen de trein in. Precies - met Sandra.